Voor Toon of daarheen en weer terug - Reisverslag uit Parijs, Frankrijk van Wil Kersemakers - WaarBenJij.nu Voor Toon of daarheen en weer terug - Reisverslag uit Parijs, Frankrijk van Wil Kersemakers - WaarBenJij.nu

Voor Toon of daarheen en weer terug

Door: wilopweg

Blijf op de hoogte en volg Wil

02 Juni 2011 | Frankrijk, Parijs

Dag 24 woensdag 1 juni 2011;
Mont Ventoux

Huishoudelijke mededelingen/ managementsamenvatting:
Vandaag reed ik 52,5 kilometer in 3 uur en 3 kwartier. De eerste 26 kilometer gingen in een niet slecht gemiddelde van 9,4 kilometer per uur. De laatste 26 in een wat beschamender gemiddelde van slechts 26 in het uur. Na vandaag staat de teller op 1.583 kilometer. Het was vandaag nat en koud en het waaide.

Wat is het toch met die Ventoux dat de helft van het betere deel van de Nederlandse natie van rond de vijftig, daar zo nodig een keer naar boven moet? Vooraf zij vermeld dat ik vanochtend constateerde dat dit ook geldt voor de helft van het betere deel van de Belgische en Franse natie; voor een stuk of wat betere delen der Duitse, Zwitserse en Engelse natie; plus nog wat delen van wat onbestemde naties. Het overgrote deel had gemeenschappelijk dat ze zo rond de vijftig waren, knapen va mijn leeftijd.

Voor alle zekerheid zeg ik er bij dat ik het begrip ‘het betere deel der natie’ met enige ironie gebruik. Allereerst wil ik niet in de problemen komen natuurlijk. Ten tweede is het ook heus ironisch bedoeld. Want de meesten van deze heren zag ik toch vooral zwaar ingepakt op een grote motor of gezeten in een SUV van divers allooi, naar boven pruttelen. Ten derde is het niet zozeer ironisch bedoeld maar past een nuance. Ook jonge kerels (honden nog) enkele vrouwen (zij het dan vaak samen met hun man van rond de vijftig) zoeken de hoogte op.

Terugkomend op de oorspronkelijke vraag. Ik weet niet waarom wij mannen van vijftig daar zo nodig naar boven moeten. Terwijl ik dit zit te schrijven ben ik ‘daarheen en weer terug’- geweest en ik weet het nog steeds niet: ‘nescio’. Misschien is het een vraag zonder definitief antwoord. Behoeft de vraag wel geen antwoord. Wie zei ook al weer dat het niet om de antwoorden gaat, maar om het vragen?

Mijn zus zette een paar dagen geleden een gedicht op dit weblog, welk ik hier graag wil herhalen. Ik heb het de afgelopen dagen een aantal maal gelezen. Wellicht is het geen hogere poëzie, ofschoon ik dat dan nauwelijks zou kunnen beoordelen. Voor zover het mij betreft zou het door JC Bloem of Slauerhoff geschreven kunnen zijn. Hoewel ik betwijfel of die veel fietsten. En zeker niet op de Ventoux. Het gaat ook niet om de poëtische waarde, maar vooral om een idee weer te geven waar het misschien om te doen is.

“Velen zijn je reeds de berg op voorgegaan
Dichters en wielrenners in bonte stromen
Hebben voor jou de Mont Ventoux gedaan
En ook na jou zullen er nog velen komen
Om te ervaren wat het is: per fiets, te voet
Naar het haast onhaalbare te streven
Niets of niemand zegt dat het echt moet
En toch, of juist daarom, wil je het beleven
Het dagelijks werk van een fenomeen
Als Armstrong, Kal, Petrarca of Anquetil
Stervelingen zoals jij en iedereen
Gaan drie keer dood omhoog op hun twee wielen
Maar bovenop vervallen de verschillen
Talent is ook een vorm van heel graag willen!”

Laat ik gewoon de dag beschrijven zoals hij zich aandiende en voordeed. Het begon vanochtend wederom vroeg. Niet omdat ik van opwinding wakker werd omdat ik zo nodig die berg op moest, of omdat wederom een bende bikers en fietsers op tijd op pad moest. Neen de reden was veel prozaïscher. Ze hadden hier in Sault zo’n leuk pittoresk marktje onder mijn raam georganiseerd, zo’n marktje waar inderdaad al in alle vroegte toeristen van heinde en ver op afkomen. Behalve vandaag. Vandaag waren de marktkooplui er wel, maar de toeristen niet. Veel te koud en winderig én natheid dreigde.

Met de luiken nog dicht stelde ik me een asgrijze lucht voor. Ik hoorde de wind namelijk beuken op de luiken. Toen ik deze echter opendeed bleek de lucht strakblauw. Toch een rare gewaarwording. Het gieren had ik wel goed geïnterpreteerd. De wind zong en floot dat het een lieve lust was en zo te horen vanaf de top van de Ventoux, rechtstreeks mijn raam binnen. Tegengesteld aan de richting waarheen ik vandaag moest fietsen. Daar de zon scheen gooide ik het raam open om het meteen daarna ook weer dicht te trekken, want het was koud. Zo rond de 13 graden, de Ventoux wilde me iets vertellen zo leek het.

Met wat dubbele gevoelens begon ik me voor te bereiden. Welk gereedschap hier laten, wat meenemen? Een kettingslot mee? Ze zullen daarboven toch geen fietsen jatten? Dat zou dubbel immoreel zijn. Ten eerste vanwege het jatten en ten tweede vanwege het feit dat je eerst een ander naar boven laat fietsen. Extra truitje? Ja handig. Gisteren hoorde ik van mensen die boven waren geweest dat het er licht gesneeuwd had. Nog maar een truitje dan met lange mouwen? Ook maar doen. En wat aan te doen? Een lange broek? Tja zo dik zijn die niet gezaaid in je bagage als je fietsend naar Portugal gaat. Bovendien mijn benen kunnen wel wat hebben. Ik had gisterenavond al wat speciale muziek op mijn MP3 speler gezet. Gewoon wat speciale klanken die ik wilde horen terwijl ik zo lekker bezig zou zijn. Een versie of drie van de Sarabanda van Bach (Rostropovitch, YoYo Ma en Casals). Je moet op zo’n speciale tocht geen nuance hoeven missen. Een versie of vijf van het Wiegenlied van Strauss, (Schwarzkopf, Norman, zowaar de drie tenoren, Cabale en een mijn onbekende mevrouw), waarover later meer en nog zo wat bijzondere muziek. Ik ben weer helemaal klassiek georiënteerd, dus er staat alleen nog klassiek op de speler. Eten? Vooral zoetigheid, pain aux raisins dus, wel drie. Stuk chocola met noten, citroenyoghurt. Drinken? Gewoon water, na 20 kilometer én helemaal boven is koffie, thee en chocolade melk en bier te krijgen.

Om 8.15 uur ben ik er klaar voor. Nog even langs bij het ‘Office du Tourisme’. Even informeren of er boven iets is wat ik wil weten nu ik nog beneden ben. Het office is nog dicht. Maar op een aanplakbord staat dat de ‘col ouvert’ is en men wenst ‘les cyclistes bon courage’ toe. Dat komt me bekend voor en ik bezie het met enige argwaan, maar besluit dat het vast goed en aardig bedoeld is. Per slot moeten ze hier leven van die Ventoux- toeristen.

Op het terras voor het dorp met uitzicht over het land van Sault, dat zich uitstrekt tussen het dorp en de voet van de Ventoux,vallen deze ochtend drie dingen op. Allereerst schijnt de zon op mij en op het land van Sault. Ten tweede is die hele Ventoux aan de overkant niet te zien. Eergisteren zag ik hem al van 70 kilomter afstand, nu nog niet op 10. Volstrekt gehuld in de mist (eerste laag), donkergrijze wolken (laag daarboven) en asgrijze luchten met donderkoppen (zo rond waar de top zou moeten zijn). Ten derde fluit de wind over de velden onder en voor mij. De met een beginnend paarse tint getooide lavendelvelden zwiepen in golvende bewegingen heen en weer.

In een boek (‘de Kale Berg’) las ik dat de Ventoux langs drie kanten beklommen kan worden. Of eigenlijk 4, maar die 4e klim is voor echte fanaten en wordt hier daarom dus buiten beschouwing gelaten. De eerste en meest bekende klim begint in Bedoin, in het lekker warme zuiden. De tweede heet de lastigste te zijn vanuit Malaucene aan de Noordkant. Over de meest steile en over het algemeen koudere noordflank. De derde is de beklimming vanuit Sault. Deze beklimming wordt ook wel de mietjeskant genoemd. De reden hiervoor is dat de klim vanuit Sault op een hoger punt begint dan de andere twee, bovendien is hij langer en dientengevolge minder steil. En of dat nog niet voldoende is begint de klim met een afdaling van een kilometer. Dit is precies de reden dat ik hiernaar toe ben gekomen. Omdat dit de eenvoudigste klim heet te zijn. Ik ben eergisteren niet zomaar met 25 kilo bagage, kilometers omgefietst door die godvergeten vallei.

De term eenvoudige klim behoeft in dit geval enige nuancering. Er wordt nog steeds begonnen met een klim van 20 kilometer, waarvan zo’n 15 kilometer met een stijgingspercentage van boven de 6% en de andere daar net onder. De laatste zes kilometer zijn dan dezelfde als de klim uit Bedoin en die gaan omhoog met een stijgingspercentage van 7,5 tot boven de 10%. Let wel gemiddeld per kilometer. In het laatste stukje vanaf het monument van Tommie Simpson zitten bochten van 12 en 13%. En toch noemt men dit de mietjeskant. Bovendien van welke kant men ook komt, degene die de col bereikt, bevindt zich in alle gevallen op 1.912 meter.

Wat betreft mietjeskant leest en huiver.

Ik begin in Sault op 760 meter hoogte en de eerste 200 meter van de afdaling vlotten goed. Na de eerste bocht blijkt echter dat ik spontaan een surplace kan maken. Volmaakt stil hang ik bergaf, stil tegen de wind in. Niet vooruit te komen zo hard knalt de wind tegen mijn lijf. In een heel klein verzet worstel ik me naar beneden. Vreemde gewaarwording. Alsof je in de Efteling in Villa Volta bent. Eindelijk beneden beginnen de eerste twee kilometers met een lichte stijging door de lavendelvelden. De wind doet niet aflatende pogingen me terug te duwen. Om de bocht krijg ik een adempauze, dan beukt de wind van opzij tegen me aan en probeert me slechts van de weg te duwen. Let wel dit is geen figuurlijk bedoelde omschrijving. Voor mij waren een man en een vrouw gestart en die staan al na 1,5 kilometer te overleggen wat te doen. Als ik ze passeer, geven ze aan dat er morgen weer een dag zal komen. Ze waren op dat moment op een hoogte van 700 meter, dus lager dan waar ze begonnen. Over ironie gesproken.

En natuurlijk is er morgen weer een dag, maar dan wil ik naar de Middellandse Zee. Na nog eens twee kilometer (hoogte 800 meter) met een wat forsere stijging moet ik al snel in mijn 1 na lichtste verzet gaan trappen. De wind blijft beuken en trekken. Op één plek wordt ik letterlijk zo opzij gezet dat mijn voorwiel een eindje van het asfalt loskomt en ik belandt in de berm. Gelukkig is die er op die plek nog. Ook gelukkig dat er langs de kant van de weg een bord staat dat ik op de goede weg ben (richting Col de Mont Ventoux) en dat die bovendien geopend is. Anders zou ik mooi terug moeten keren. Die gedachte heb ik overigens wel. Ik bedenk dat ik zo nog 21 kilometer moet, terwijl de echte helling nog moet beginnen. Ik ga het zo niet redden. Na een kilometer of vijf (hoogte 825 meter) stop ik bij een bushuisje om even voor de wind te schuilen en wat te eten én om een beslissing te nemen: doorgaan of kappen.
Grenzen stellen aan wat je kan en wil enerzijds en iets willen bereiken anderzijds. Zoek maar eens een evenwicht. Voorlopig kies ik voor iets bereiken. Een eindje verderop zie ik de weg het bos in draaien. Misschien veranderen daar de omstandigheden. Ik heb verder niets om handen vandaag (het is er bepaald het weer niet naar om een leuk ander fietstochtje te maken), dus vooruit met de geit. Ik blijk goed gegokt te hebben. Aanvankelijk schrik ik nog wel. Na de bocht zie je de helling fors steviger stijgen. Maar het bos en de rotswand vangen de wind op en het lijkt zowaar of ik een paar honderd meter omhooggeduwd wordt. Dat is tegen de regels maar ik maak geen bezwaar. Vanaf dat moment kom ik in een ritme, een cadans. Om de bocht duwt de wind afwisselend van voren en dan weer van achteren. Maar dat maakt niet uit als je eenmaal maar in dat ritme zit.

Het begint te draaien. Let wel nog steeds in mijn 2 of 3 na kleinste verzet en met een gangetje van zo’n 7 tot 7,5 kilometer per uur. Het blijft pezen, trap voor trap, stoempen. Meestal is dat het begin van het juiste gevoel dat je moet hebben om te komen waar je wezen wil, zo heb ik de laatste weken ervaren. Ik begin gefixeerd te raken op de kilometerpalen, die geven een richtpunt en bovendien geven die de hoogte aan. Kicken als ik bij kilometer 8 zie dat ik de 1000 meter grens doorbreek. Even foto maken (doe ik bij elke kilometerpaal) en weer in het ritme. Ik trek me op gang door hardop te schreeuwen: ‘ritme, ritme, ritme…’, totdat ik weer in de goede cadans zit. Ik ben de enige fietser op deze route, dus wat kan het mij schelen. Alle andere passanten zitten in een auto of op een motor en horen me niet. En bovendien al horen ze me. Dit is een fietsberg en dan mag dat.

Vanaf kilometer 10 (hoogte 1112 meter) verdwijnt het zonnetje. Over de berg en door het bos komen mistslierten en wolkenflarden naar beneden vallen. Het wordt kouder, naargeestig en vooral vochtig. Bij kilometer 13 (qua afstand halverwege, hoogte 1254 meter) stop ik om mijn regenjasje aan te trekken. Dat blijkt een gouden greep. Als ik nat boven was aangekomen zou ik zijn bevroren. Maar dat weet ik dan nog niet.

Na kilometer 14 (hoogte 1289 meter) dwarrelt iets uit de lucht. Zo begin juni denk je al snel aan bloesem. Maar ja ik rij in een vrij dicht dennenbos? Daar zitten over het algemeen niet veel bloemen aan en hogerop zijn er bij mijn weten alleen stenen en die dwarrelen ook niet. Tegen dat ik kilometer 15 (hoogte 1315 meter) bereik, sneeuwt het. En flink, hier en daar plakt het tegen de windkant van de boomstammen aan. Tussen kilometer 15 en 16 is er nog een uisnijding in de helling en kom ik uit de beschutting van het bos. Vol mept de wind me weer van voren, nu met handenvol sneeuw in mijn gezicht. Het is hier meter voor meter vooruit zien te komen.

Na dat stuk wordt de helling minder steil en fiets ik vanaf kilometer 18 (hoogte 1400 meter) helemaal in de windschaduw van de berg. Met een gemoedelijk gangetje van zo’n 12 tot 14 kilometer per uur voel ik me de koning te rijk en ik rij bij kilometer 20 (hoogte 1425) tegen Chalet Reinhardt aan. Hier voegen mijn route en de route uit Bedoin zich samen. In de winter een soort ski-oord en in dit jaargetijde zit het vol met fietsers, autotoeristen en motorrijders.

In het café restaurant nuttig ik een ‘grande tasse de café au lait’. Lekker warm. Ik merk dat ik gloei van de inspanning, maar dat met name mijn handen en voeten koud zijn geworden. Er klinkt een behoorlijk luid geroezemoes in het café. De lucht zit vol gepraat en lawaai, maar er zijn weinig verhalen. Aan een grote tafel naast mij zitten zes (grijze haren, grijze baarden, zo rond de vijftig) Duitse motrorijders. Die moeten altijd uitkijken wat ze zeggen want die versta ik. In dit geval blijkt dat ze van boven komen en ze hebben heel wat meegemaakt met al die kou en sneeuw onderweg. Eentje verklaart luidruchtig dat hij behoorlijk heeft afgezien. Elke kilometer is hij gestopt om zijn glas schoon te vegen. Je zou hem bijna willen adviseren om dan toch vooral een auto te kopen, zou hij een ruitenwisser hebben. Maar dat zou niet aardig zijn.

Een overduidelijk Nederlands koppel (rond de 50, zij rillend in een dun vest en waarschijnlijk door hem naar boven gesleept nu ze toch in de buurt zijn), Audisleutels op tafel, bekijkt me bezorgd. Ook zij komen van boven. Hij buigt zich voorover en vraagt of dat ik weet dat het boven echt erg koud is en dat er een forse wind staat. Zijn autothermometer had aangegeven dat het -3 vroor daarboven. Daarbij kijkt hij zorgelijk naar mijn blote benen. Ik bedank hem voor de informatie en vertel hem dat ik al zo’n 20 kilometer achter de rug heb in regen, sneeuw en wind en dat ik nu niet naar beneden ga om een lange broek halen. Nee dat laatste is niet waar. Ik heb dat laatste wel gedacht, dat wel. Ik heb de man vriendelijk laten weten dat ik nu eenmaal niets anders bij heb en dat ik bovendien niet van plan ben om lang boven te blijven.

Zoals gezegd veel gepraat in dat café, geroezemoes, gelach en geschater, maar weinig verhalen. Fietsers zitten er ook her en der. Soms alleen, soms met z’n tweeën of drieën. Soms begeleidt door een luidruchtig volgwagenteam. Sommigen zijn boven geweest, sommigen moeten nog. Allemaal zijn ze stil, rustig. Allemaal kijken ze tevreden naar hun warme kop thee, koffie of chocomel. Allemaal tevreden. Ik ook. Degenen die al boven zijn geweest, omdat ze er geweest zijn. Degene die nog moeten (zoals ik) omdat ze het lange eerste deel gehaald hebben en weten dat ze boven zullen geraken. Er is geen sprake van misschien of van een ander keertje dan maar of het is te koud of ik ben te moe…. Vergeet dat evenwicht tussen grenzen stellen en iets willen bereiken maar. Vanaf nu kan het nog maar één kant op. En alleen die fietsers in dat café weten dat.

Door het raam van het café zie je met enige regelmaat de echte wielrenners de bocht vanuit Bedoin nemen. Die stoppen niet, die gaan in ene door. Die komen straks als ze naar beneden gaan nog wel even wat drinken. Of misschien doen ze hem vanuit en andere kant nog wel eens en komen dan een kopje koffie nemen. Er blijkt altijd weer een overtreffende trap. Maar dat maakt vandaag niet uit. Want die gasten zijn waarschijnlijk niet met 25 kilo bagage achterop over 1.500 kilometer hiernaartoe getrapt. Of misschien ook wel. Ook dat doet er niet toe. Het gaat er gewoon om dat je boven komt, elk op zijn manier.

Als ik mijn koffie op heb volg ik het voorbeeld van de andere fietsers om me heen. Nog een extra borstrok met lange mouwen aan, truitje, dunne jas, regenjas. Alleen die lange broek of beenstukken en handschoenen heb ik niet. Het zij zo. Zo moet het maar gaan. En als het echt te zot wordt heb ik mijn dikke fietsjas nog bij, die blijft nu in mijn tas.

Als ik opstap en naar de eerste meters van de weg kijk die voor me liggen, schrik ik niet. Ik heb ze vandaag nog niet zo steil gehad. Maar eergisteren en een paar dagen geleden, toen nog met bagage wel. Wat zeg ik de van randwijckweg in Ubbergen is steiler, dat wil zeggen het laatste stukje. En bovendien ligt het stuk tot de eerste bocht uit de wind. Het is opgehouden met sneeuwen. Eitje dus. Ik trek me ‘ritme, ritme, ritme…’ op en richt me op een geel fietsjasje een meter of 40 voor me. Ik heb hem in Chalet Reinhard gezien. Hij wordt begeleidt daar een heel stel volgers (vader, moeder, zus, vrouw en jong zoontje) in een Belgisch busje. Het is een wat jongere knaap, maar hij blijkt een prima richtpunt. In cadans ga ik naar hem toe en aan hem voorbij. Ik ga er maar vanuit dat hij Franssprekend is en groet hem ‘ca va?’ Ik ga voor hem fietsen in de hoop dat hij aanpikt. Alleen is ook maar alleen op zo’n berg. Hij gaat hijgend in mijn wiel zitten, moet nog even op gang komen misschien, zo net na de koffie?

Na de eerste bocht draaien we de verkeerde kant op. Pal tegen de wind in. Daar ben je dan even stil van en van het landschap wat je dan te zien krijgt. Hierdoor heeft deze berg de naam de Kale berg gekregen en wordt zijn top aangeduid met het maanlandschap. Het lijkt hier op een enorme steenberg, zoals we die vroeger in Limburg hadden, maar dan van al die mijnen bij elkaar en op elkaar gestort. Zij het dat het hier om witte en grijze stenen gaat. Ook wel vreemd omdat je je afvraagt hoe of al die losse stenen hier komen. Die verwacht je beneden in het dal. Daarheen gerold met een storm of regenbui of zo. Mar wie heeft al die stenen hier zo neergelegd?

Ik rij ik in mijn 1 na laagste versnelling. Bij Chalet Reinhardt had ik de met zorg uitgekozen muziek opgezet. Zelfs Placido komt echter niet boven het gedreun van de wind uit. Ik ruk de oordopjes uit en denk er niet meer aan totdat ik boven ben. Ik worstel me verdromhoog tot het 5 kilometer punt (hoogte 1489 meter). De Belg nog in mijn nwiel. Ik ga weer een foto van een kilometerpaal maken. De Belg ploetert vol in de wind door en slingert in de weg. Zijn familie in de volgauto rijdt achter hem, naast hem. Moedigt hem aan. Dat vindt hij overduidelijk lastig. Ik zie hem donder op of woorden van gelijke strekking schreeuwen en het busje zet vaart naar een plek drie bochten verderop.

Inmiddels slingert de Belg een meter of twintig voor me uit. Na 5 of 600 meter haal ik hem weer in. Ga wat op kop rijden om daarna van de volgende kilometerpaal een foto te maken. Als je er eenmaal mee begonnen bent, wil ik niet bij de laatste 3 of 4 paaltjes verstek laten gaan. Die mogen ook op de foto. Dit ritme houden de Belg en ik vol. Op 4 kilometer (hoogte 1. 543 meter) is hij zo aardig mij even met een kilometerpaal te fotograferen. Met nog drie kilometer (hoogte 1611 meter) te gaan is het maanlandschap compleet. De Belg slingert nu gestaag door en ik pik hem na een 3 of 400 meter weer op. Ik fiets gewoon door. Niet om die Belg in te halen, maar gewoon omdat het bij mijn ritme past. Het is stervenskoud. De wind knalt je alle kanten op en de helling wordt steiler en steiler.

Er is inmiddels geen sprake meer van dat je een moment uit de wind zit. Die slaat je genadeloos om de oren. En hij verstoort het ritme. Ben je net op gang kwakt hij je zomaar terug tot surplace. Op één plek stoot hij me achteruit en moet ik met een voet aan de grond. De Belg knalt even tegen me aan en moet ook van de fiets. Gelukkig geen malheur. Hij raakt even achterop maar haalt me weer in als ik een foto maak van de laatste kilometerpaal (hoogte 1763). Dan ben je er bijna. In alle verslagen en boeken die je leest staat dat je dan vleugels krijgt en dat is ook zo. Maar met die wind is dat niet perse een voordeel. Dan volgen die laatste verschrikkelijke meters. En ik weet niet hoeveel ik al van die laatste 1.000 meter heb gesnoept, want ik fiets in de mist. Ik kan nhet tot de rand van de weg kijken. Dat hele observatorium zie ik niet. De wind tolt nu gewoon in rondjes om de top en de helling lijkt een muur. Inmiddels zijn mijn vingers bevroren, mijn neus ook. Op mijn bril zit ijs. Doorgaan. Het moet ergens ophouden. Samen met die Belg.

Voordat je het dan in de gaten hebt ben je er. Staat er een gewoon straatnaambordje met ‘Sommet de Mont Ventoux 1912 meter’. Je zou er zowat aan voorbij rijden. Ware het niet dat die Belgische volgers mijn Belg van zijn fiets trekken. Er zijn teveel handen en te weinig Belg, en daarom wordt ook ik van de fiets gezeuld. Met nog een paar andere, verkleumde fietsers die zich in onze nabijheid naar boven werkten sta ik me te verkneukelen. De Belg is helemaal door het lint. Hij staat me uitgebreid op mijn rug en schouders te kloppen en tot mijn verbazing allerlei Limburgse teksten uit te slaan. Ik laat me graag in de vreugde meevoeren. Dat er nul uitzicht is maakt geen fluit uit. Ik ben gewoon boven.

De Belg blijkt afkomstig uit Belgisch Limburg (Genk). Zijn vader vertelt me dat en ik vertel dat ik in Sittard geboren ben. De vreugde kent geen tijd. Zij het dat het stervenskoud is in de wind daar op die top. De fiets van de Belg wordt snel in de bus van de Belgen geladen, want de volgers willen uit de wind. Vader Belg is al bezig aan mijn fiets te sjorren, met de vraag of ik nar Sault of naar Bedoin moet. Ik leg hem uit dat daar geen sprake van is. Ik ga zoals ik gekomen ben, op mijn tweewieler. Even wordt nog gekeken of ik het echt meen en dan zijn ze weg.

Op dat moment ben ik alleen daar in die mist op dat plateau. Pas dan is het helemaal echt. Pas dan pak ik mijn MP3 speler en laat Jessey Norman het ‘Wiegenlied’ van Strauss zingen. Een beetje beschut onder een trap van het observatorium sta ik uitgebreid te janken. Waarom? De hele tocht naar boven en ook eergisteren de tocht hiernaar toe heb ik af en toe gedacht aan de periode die achter me/ons ligt. Maar eigenlijk niet voortdurend of alleen maar. Gewoon zo af en toe. Het was een periode dat de broer van Joekie ziek was en uiteindelijk overleed.

Emotioneel en fysiek een intensieve periode voor Joekie, Juul, mij en veel anderen in onze omgeving. Niet dat alles persé met Toon samenhing, maar het hakte er wel in. Dit was ook een periode dat ik twijfelde aan nut en noodzaak van deze hele onderneming. In die periode heb ik ook heel serieus met Joekie besproken of het door moest gaan. Soms was het overigens Toon die me over die twijfel heen hielp. In zijn laatste week, hij lag al definitief op bed, was hij tegen een mij onbekende buurman, nog zo enthousiast over mijn plan dat die niet zo goed was of hij zou even naar mijn fiets gaan kijken. Tijdens de crematieplechtigheid werd het Wiegenlied van Strauss gedraaid. Vandaar. Mooie, ingetogen muziek, die ik jaren geleden samen met Joekie leerde kennen en die op gezette tijden altijd weer teruggekomt in ons leven.

Tijdens één van mijn laatste bezoeken aan Toon heb ik me voorgenomen dat als ik zou gaan, ik die verdomde Ventoux zou beklimmen en bovenop een pint op Toon zou drinken. Dat wil ik ook. Ik sta nu hier, maar het winkeltje op de top is dicht. Maar goed ook, het is veel te koud voor bier. Toon zou het prachtig gevonden hebben om dit verslag te lezen. Zeker dit laaysye stuk over dat bier: “Ge hadde da biertje ok zelf mee motte neme Wil…” Ik zou het geweldig gevonden hebben als Toon het nog had kunnen lezen.

Op de weg naar beneden jank ik nog steeds. Althans de eerste 200 meter. Ik kom er echter achter dat zulks geen goed idee is, mijn bril beslaat en bevriest meteen. Ik stop bij een bocht om het euvel te verhelpen en warempel op dat moment trekt de lucht even open en geeft me een open en weids zicht naar het noorden. Even kan ik tussen de wolken en de mist doorkijken. Ik geloof niet in bovennatuurlijke dingen, maar toepasselijk vond ik die toevalligheid wel: zo in die bocht met Jessey (of is het inmiddels mevrouw Schwarzkopf) die het Wiegenlied nog eens voor Toon zingt. Ik ben alweer een bocht afgedaald, maar die plek voelt voor mij eigenlijk als de top.

Mijn bril heb ik maar even in mijn binnenzak gestopt om te ontdooien. Omdat te lang stilstaan in die kou niet slim is, maak ik nog een foto gemaakt van het monument van Tommie Simpson een meter of veertig terug en van een aan één kant totaal bevroren plantje. De rest van de tocht naar beneden is afzien. In geen enkel boek of verslag op internet of waar dan ook, lees je daarover. Maar de tocht naar beneden is niet fijn. Ook niet omdat ik geen handschoenen bij heb en dus volledig verkleumde en uiterst pijnlijke uitsteeksels krijg nog voordat ik een kilometer verder ben. Ik heb nog reservesokken bij dus die trek ik als wanten over mijn handen en ga verder. Terug bij Chalet Reinhardt moet ik stoppen om even warm te worden. Ik vrees dat anders mijn handen de remmen niet meer dichtgeknepen krijgen.

Dat opwarmen lukt met een glas thee. Als ik bijgekomen ben kijk ik nog eens rond in het café. Nog steeds dat geroezemoes, dat gepraat en gelach. Maar ik hoor het minder. Ik ben boven geweest, op eigen kracht en ik hou me bij mijn thee. De madam van het café heeft me zien hannesen met de sokken en geeft me twee plastic zakjes. Door de sokken trekt de kou heen legt ze uit. Het plastic houdt de wind buiten. Het blijkt te helpen. Ik had mijn dikke fietsvest nog in mijn tas en dat trek ik ook aan. De volgende twintig kilometer naar beneden zijn wel koud, maar te harden. Dit ondanks het feit dat het vanaf kilometer 18 onbedaarlijk regent. Daardoor is de weg nat en glad en liggen er takken, dennenappels en allerlei andere toestanden op de weg. En die wil je vermijden als je met 25 bof 30 naar beneden gaat.

Uiteindelijk ben ik om een uur of 1 weer in het hotel. Deur op slot, kleren uit en onder de warme douche. Bed in en een uur of twee geslapen. Daarna met dit verslag begonnen. Nog eens genieten.

Tot slot wil ik nog even terugkomen op die vraag die ik in het begin van dit verslag stelde: waarom doen mannen van mijn leeftijd dit soort dingen toch? Zoals ik zei, ik weet het nog steeds niet. Het is wel een kick, maar of die alles verklaart? Jezelf bewijzen dat je het nog kunt, niet hebt afgedaan? Misschien.

Nescio in Titaantjes:
“ Jongens waren we—maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe ’t moest.”

Op recensieweb staat de inhoud verder beschreven:
“Nescio stelt dat het hemelbestormers waren deze jongens, ze werden volwassen, en Koekebakker doet hun verhaal. Van de ‘heele zomernachten’ dat ze ‘tegen ’t hek van ’t Oosterpark stonden te leunen en honderd uit te boomen’. Van lange wandelingen, van discussies waarin niets heel gelaten werd. Zola, ja, Jaap Maris, ja. Ze lazen Dante, Prediker, ’t Hooglied. Ze droomden van een kunstenaarskolonie. En toen kwamen de baantjes, de gezinnen, het verblijf in het buitenland. En Bavink, de schilder, wordt dus mal, snijdt zijn gezicht op Rhenen, zijn magnum opus, in stukken, en belandt in een gesticht. ‘En Koekebakkertje is een wijs en bedaard man geworden. Hij schrijft maar, ontvangt z’n schamel loon en geeft geen ergernis.”

Is dat het dan? De Ventoux bestormen als vervanger voor dat jeugdige voornemen om de hemel te bestormen? Ik weet niet hoe het met die andere Ventouxbestormers gesteld is, maar dat is niet mijn objectief. Voor mij ligt het antwoord meer in het vinden van een evenwicht tussen enerzijds welke de grenzen zijn van wat ik wil en kan én anderzijds mijn wil om iets te bereiken. Althans zo denk ik nu. De vraag is ook hoe definitief ik het antwoord wil hebben? Misschien denk ik er morgen al weer anders over. Grote kans zelfs, want dan ga ik naar de ‘Mediterranee’. En zoals we weten geeft dat weer een heel ander ‘joie de vivre’.

  • 02 Juni 2011 - 08:15

    Har:

    Gefiliciteerd met deze mentale en fysieke overwinning.

    Die vanne Slek.

    Ps. goede raad achteraf: het lijkt me simpeler om bij elke kilometer paal een foto te maken als je berg afgaat.

  • 02 Juni 2011 - 12:29

    Hans Cl.:

    Een diepe buiging........... verder past enkel zwijgen.

  • 02 Juni 2011 - 12:46

    Hier Je Moeder:

    Hoi Wil
    Samen met pap de beklimming van de monventou gelezen wij zijn er stil va
    voor even maar onze reactie zou je moeten horen
    natuurlijk grote bewodering voor wat je presteert maar ook het gevoel van de overwinning
    wij wensen je nog veel wilskracht bij je verdere fietstocht
    tot je volgende verslag wij kijken er naar uit
    groeten mam en pap

  • 02 Juni 2011 - 15:25

    Lion:

    Mooie prestatie, mooi verslag, mooi omschreven gevecht tegen de elementen, mooie emotie. Het is je gelukt! Respect.

  • 02 Juni 2011 - 18:56

    Harrie:

    Proficiat Wil, je hebt het em geflikt, naar de top van de Ventoux.
    Afzien door fietsend in kou, wind, regen en sneeuw een giga berg op te klimmen is een grootse prestatie.
    Ik heb Toon, de broer van Joekie, niet gekend maar ik kan me de periode die jullie doorgemaakt hebben heel goed voorstellen.
    Eén ding is zeker, hij zou apetrots op jouw prestatie zijn!
    Wil ik drink een biertje op jouw topprestatie, ik hoop dat jij ook weer kunt genieten van een lekker glas wijn bij een warme kachel. Succes met het vervolg van je reis.
    groet
    Harrie

  • 02 Juni 2011 - 21:29

    Marina :

    Hoi Wil,

    Alweer zo'n maand los. Voor je het weet fiets je weer gewoon van Beuningen naar Ubbergen, dus vooral veel genieten Wil!

    Al eerder op zoek geweest naar jouw reisverslag. Alleen bracht "wil op weg intypen" op google mij niet verder. Een berichtje in "Genoeg" (een consumindergroepje) bracht mij op het goede spoor van: "waar ben jij nu". Vanavond jouw avontuur gelezen. Wouw Wil, wat een inspanning en vandaag in de sneeuw. Ik had je met plezier een warme chocomelk met rum en slagroom en en een hele Limburgse vlaai gegund! ;-) Alleen terug op de fiets met die alcohol in de benen zou het toch niet zo geweest zijn.

    Lekker verder fietsen en warme zomerse groeten uit het immer schone Beek!

  • 02 Juni 2011 - 21:45

    Flip:

    Mooi (met HoofdLetters) Wil,
    Je reis, je verslag, je gevecht, je herinneringen.
    Diepe buiging voor je prestatie.
    Indrukwekkend, en ik had zelf ook de tranen in mijn ogen.....

    Bedankt dat je dit wilt delen.
    Veel succes op de volgende etappe!
    Flip

  • 03 Juni 2011 - 19:58

    Mike:

    Gefeliciteerd Wil!
    Met bloed, zweet en tranen, zoals ik sms-te, klopt aardig. Het zweet blijkt alleen bevroren... Had ik ff niet aan gedacht. Kan het ook bijna niet geloven. Ik denk hij hangt een heel verhaal op over sneeuw en wind en zo, om de mietjes-route nog enig cachet te geven ;-) Maar de foto's zijn het overtuigende bewijs. Wils wilskracht heeft een knappe prestatie neergezet. Hou vol!
    Groet,
    Mike

  • 04 Juni 2011 - 13:48

    Geridderde Vrienden:

    Hey Wil,

    Wat sport er toe kan bijdragen om een aantal zaken helder te gaan zien en om persoonlijke herinneringen nog eens goed neer te zetten! Respect man. Nu de blik weer vooruit op de mooie tochten en ontmoetingen die komen gaan en de betere temperaturen.
    Pas goed op jezelf - hef het glas na iedere rit en pas goed op jezelf.

    De Geridderde Vrienden van Oranje
    Rob

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Wil

Actief sinds 06 April 2011
Verslag gelezen: 190
Totaal aantal bezoekers 36997

Voorgaande reizen:

02 Augustus 2021 - 31 Oktober 2021

Viagem em direcçāo a Lisboa

21 Juli 2015 - 25 Juli 2015

Naar de bronnen van de Maas...

09 Mei 2011 - 15 Juli 2011

Beuningen- Nazaré

Landen bezocht: